Een Formule 1-auto kost tussen de 12 en 15 miljoen euro. En ja, dat is een serieus bedrag, maar daar zit dan ook heel wat achter. Deze exorbitante prijs komt door de geavanceerde technologie en materialen die worden gebruikt om deze racemonsters te bouwen. Alleen de motor kost al rond de 4 miljoen euro!
“Voordat een team met coureurs aan het Formule 1-seizoen begint, is er soms al anderhalf jaar aan een nieuwe auto gewerkt,” legt Olav Mol uit in zijn boek ‘Zo werkt de Formule 1’
En dan hebben we het nog niet eens over het chassis (1,1 miljoen euro), de versnellingsbak (tussen de 200.000 en 500.000 euro) en de monocoque (1 miljoen euro).
Als je het allemaal optelt, begin je te begrijpen waarom Formule 1 zo’n dure sport is. De enorme investering in onderzoek, ontwikkeling en de allerbeste materialen maakt deze auto’s tot ware technologische wonderen.
Kostbare onderdelen van een F1-auto
Het kloppende hart van elke Formule 1-auto is zonder twijfel de motor. Met een geschatte waarde van rond de 4 miljoen euro is dit veruit het duurste onderdeel. Die motor is niet zomaar een standaard krachtbron. Nee, hij is het resultaat van jarenlang onderzoek en continue verfijning, zodat hij maximale prestaties kan leveren onder de strenge regels van de sport.
Maar de motor is niet het enige dure stuk techniek. Het chassis, een essentieel onderdeel, kost zo’n 1,1 miljoen euro. Het chassis moet niet alleen licht zijn, maar ook ongelofelijk sterk.
De krachten die tijdens een race op een auto inwerken, zijn immens, en dat vraagt om de beste materialen en ontwerptechnieken. Het is een schoolvoorbeeld van geavanceerde materiaalwetenschap.
En dan is er de monocoque – een onderdeel dat bijna net zoveel kost als het chassis: ongeveer 1 miljoen euro. Deze structuur integreert de cockpit met de motor en zorgt voor zowel de stijfheid als de veiligheid van de auto.
Onderdeel | Geschatte kosten |
---|---|
Motor | Tot €12 miljoen |
Stuur | €50.000 – €70.000 |
Monocoque | Ongeveer €1 miljoen |
Versnellingsbak | €200.000 – €500.000 |
Totale auto | €11 – €14 miljoen |
Het bouwen van een monocoque vereist precisie en elk exemplaar moet door strenge veiligheidstests voordat het de baan op mag. Niet echt iets dat je snel in de supermarkt aanschaft, laten we maar zeggen.
Dan nog de versnellingsbak, die ergens tussen de 200.000 en 500.000 euro kost. Dit onderdeel moet niet alleen betrouwbaar zijn onder extreme omstandigheden, maar ook zo licht mogelijk blijven om de prestaties van de auto te maximaliseren. Dat is een hele uitdaging, want je wilt niet dat de versnellingsbak je in de steek laat wanneer je met topsnelheid door een bocht raast.

Andere belangrijke onderdelen en hun kosten:
- Vloer: 65.000 euro
- Software: 80.000 euro
- Remmen: 150.000 euro
- Uitlaat: 190.000 euro
- Hydraulisch systeem: 180.000 euro
Kosten van onderzoek, ontwikkeling en testen
Een groot deel van de kosten blijft verstopt in het uitgebreide onderzoek en de ontwikkelingsprocessen die nodig zijn om deze auto’s te perfectioneren. Teams steken miljoenen in windtunneltests, computersimulaties en tests op het circuit, allemaal om zelfs de kleinste verbeteringen te vinden.
Deze constante zoektocht naar prestatievoordelen jaagt de kosten flink op, maar in een sport waar tienden van seconden het verschil maken tussen winnen en verliezen, is dat gewoon noodzakelijk.
Daarnaast moeten teams altijd een flinke buffer hebben voor reserveonderdelen en reparaties. Een crash kan zomaar honderdduizenden euro’s aan schade opleveren.
Neem bijvoorbeeld een nieuwe front wing; die kost al snel 140.000 euro. Het is dan ook niet gek dat teambazen zoals Toto Wolff van Mercedes soms met hun handen in het haar zitten wanneer een van hun auto’s schade oploopt.
Het prijskaartje van crashes en schade
De kosten die voortkomen uit crashes variëren enorm tussen teams en coureurs. Dit heeft alles te maken met zaken zoals rijstijl, ervaring en soms gewoon pure pech. Laten we eens wat opvallende cijfers en vergelijkingen bekijken.
In 2022 was het Williams-team het hardst geraakt door schade, met maar liefst 4,5 miljoen euro aan reparatiekosten. Aan de andere kant van het spectrum vinden we McLaren, dat slechts iets meer dan 1,3 miljoen euro kwijt was aan schades. Dit verschil van meer dan 3 miljoen euro tussen de teams laat duidelijk zien hoe fors de kosten kunnen variëren.
“Waar moest ik dat geld vandaan halen?” – Günther Steiner, teambaas van Haas, over de kosten van Schumacher’s crashes.
Als we naar de individuele coureurs kijken, komt Mick Schumacher als koploper uit de bus wat betreft schade. In 2022 zorgde hij voor een indrukwekkende schadepost van 3,7 miljoen euro.

Hij werd op de voet gevolgd door Nicholas Latifi, die bijna 3,2 miljoen euro aan schade veroorzaakte. Twee van zijn grootste crashes kostten zijn team respectievelijk 1,5 en 1,2 miljoen euro. Je kunt je voorstellen dat dit geen prettige gesprekken heeft opgeleverd na de race.
Aan de andere kant van het spectrum heb je dan weer coureurs zoals Valtteri Bottas en Max Verstappen, die hun teams een stuk minder geld kosten. Verstappen kostte Red Bull in 2022 slechts 464.000 euro aan reparaties. Dat is heel wat minder dan het gemiddelde, en Red Bull zal daar ongetwijfeld blij mee zijn geweest.
De 5 duurste crashes
Coureur | Grand Prix | Kosten (in miljoen euro) |
---|---|---|
Mick Schumacher | Saoedi-Arabië | 1,91 |
Guanyu Zhou | Groot-Brittannië | 1,80 |
Nicholas Latifi | Onbekend | 1,50 |
Mick Schumacher | Monaco | 1,00 |
Nicholas Latifi | Onbekend | 1,20 |
Voor teams met kleinere budgetten kunnen deze verschillen echt een groot verschil maken. Neem bijvoorbeeld Mick Schumacher. Zijn hoge schadeposten waren mede de reden dat hij bij het Haas F1-team in 2023 werd vervangen door Nico Hülkenberg, die bekendstaat als een veilige en ervaren rijder.
Een ander interessant punt is de variatie in schadekosten per race. Kijk bijvoorbeeld naar de Grand Prix van Groot-Brittannië in 2022. Tijdens die race liepen de totale schadekosten voor alle F1-auto’s op tot 4,3 miljoen euro. Dit kwam vooral door de zware crash van Zhou, die zijn team bijna 1,8 miljoen euro kostte. Dat zijn bedragen waar je niet zomaar overheen stapt.