Een Formule 1-auto heeft een brandstoftank met een maximale capaciteit van 110 kilogram, ongeveer goed voor 140 liter benzine. Dat lijkt misschien niet veel, maar voor een F1-auto is het genoeg om de volledige raceafstand af te leggen.
Sinds 2010 is bijtanken tijdens de race verboden, dus teams moeten slim omgaan met hun brandstof vanaf het moment dat ze starten. De brandstof zelf lijkt op wat je in je auto zou tanken, maar dan opgevoerd om zoveel mogelijk vermogen en efficiëntie uit de motor te halen.
“De tanks bevatten aan de start van de race zo’n 135 tot 145 liter benzine. Doordat het verbruik van een Formule 1-auto op 75 liter per 100 kilometer ligt zijn de coureurs ver voor de start al bezig met hoe ze zo zuinig mogelijk om kunnen gaan met hun brandstof,” aldus een expert in de sport.
Vergeleken met jouw auto is het verbruik van een Formule 1-auto enorm. Waar jij misschien zo’n 6 liter per 100 kilometer verbruikt, gooit een F1-auto er met gemak 75 liter doorheen voor dezelfde afstand. Maar ja, jij probeert dan ook niet met 300 km/u over een circuit te vliegen.
De ontwikkeling van brandstoftanks
Brandstoftanks in de Formule 1 zijn met de tijd drastisch veranderd. In de vroege jaren waren ze simpel en groot, en teams konden tijdens de race bijtanken. Dat leidde vaak tot spannende pitstops die races konden maken of breken. Maar toen bijtanken in 2010 werd verboden, moest de strategie volledig om.
Teams berekenen nu nauwkeurig hoeveel brandstof ze nodig hebben voor de race, zonder dat dit ten koste gaat van snelheid of prestaties. De tanks van vandaag zijn technologische meesterwerken, gemaakt van kevlar-versterkt rubber dat bestand is tegen enorme G-krachten en botsingen.
Ze worden gebouwd door specialisten zoals Aero Tec Laboratories, die samenwerken met de FIA om aan alle veiligheidseisen te voldoen.
De plaatsing van de brandstoftank is ook slim bedacht: hij zit direct achter de coureur en voor de motor, perfect voor gewichtsverdeling en veiligheid. De tank sluit netjes aan op het stoeltje van de coureur, zodat die niet heen en weer stuitert tijdens het racen.
Component | Percentage |
---|---|
Koolwaterstoffen | 99,5% |
Additieven | 0,5% |
Een grappig detail over deze tanks: de brandstof beweegt constant tijdens het rijden, als een golf in een fles. Om ervoor te zorgen dat de motor altijd brandstof krijgt, hebben teams ingenieuze pompsystemen en baffle-platen bedacht. Die zorgen dat alles soepel blijft lopen, zelfs bij extreme snelheden.
Brandstofregels en racestrategie
De FIA heeft strikte regels over hoeveel en welk type brandstof een team mag gebruiken tijdens een race. Dit heeft een enorme impact op hoe teams hun strategie bepalen tijdens een Grand Prix.
Teams mogen maximaal 110 kilogram brandstof meenemen, ongeveer 140 liter, afhankelijk van de dichtheid. Na de race moet er altijd minstens één liter over zijn voor controles door de FIA. Dat dwingt teams om slim met hun brandstof om te gaan en constant een balans te vinden tussen snelheid en brandstofbesparing.
Het verschil met een gewone auto is enorm: waar jouw auto misschien 6 liter per 100 kilometer verbruikt, kan een F1-auto tot wel 75 liter per 100 kilometer verbruiken.
Dat komt door de extreme prestaties die van deze raceauto’s worden gevraagd. En dan moet de brandstof ook nog voldoen aan strenge regels: 99,5% moet uit koolwaterstoffen bestaan, met slechts 0,5% additieven.
Veiligheid en innovatie
De veiligheid van de coureurs is de hoogste prioriteit als het gaat om brandstoftanks. Deze tanks maken deel uit van de beschermingsstructuur van de auto en moeten bestand zijn tegen heftige krachten en mogelijke crashes.
De tanks zijn gemaakt van kevlar-versterkt rubber, dat niet alleen flexibel maar ook ontzettend sterk is. Dit zorgt ervoor dat de tanks vrijwel onbreekbaar zijn, een cruciale factor voor de veiligheid van de coureurs. Zelfs bij een flinke crash blijven de tanks vaak intact, wat levens kan redden.
Maar de innovatie gaat verder dan alleen de tank. Teams werken samen met oliemaatschappijen om brandstoffen te ontwikkelen die onder de extreme omstandigheden van een race topprestaties leveren.
Aspect | Voor 2010 | Na 2010 |
---|---|---|
Bijtanken | Toegestaan | Verboden |
Brandstofmanagement | Minder cruciaal | Essentieel |
Pitstopstrategie | Gebaseerd op brandstof en banden | Voornamelijk gebaseerd op banden |
Gewichtsverdeling | Veranderde tijdens de race | Constant afnemend tijdens de race |
Deze partnerschappen, zoals die tussen Shell en Ferrari, gaan al terug tot de jaren ‘50 en blijven zorgen voor verbeteringen in prestaties en efficiëntie.
Sinds 2022 gebruiken F1-auto’s ook duurzamere brandstoffen met 10% ethanol, bekend als E10. Dit is een belangrijke stap richting milieuvriendelijkere races, zonder in te boeten op de prestaties.
Vergelijking van brandstofverbruik in verschillende raceklassen
Brandstof speelt een verschillende rol in iedere raceklasse. In de Formule 1 is het strikt beperkt tot 110 kilogram per race, zonder mogelijkheid tot bijtanken. Maar in klassen zoals NASCAR en IndyCar hebben teams meer vrijheid en kunnen ze tijdens de race brandstof bijvullen.
Raceklasse | Maximale brandstofcapaciteit | Bijtanken toegestaan? |
---|---|---|
Formule 1 | 110 kg (± 140 liter) | Nee |
NASCAR | Variabel | Ja |
IndyCar | Variabel | Ja |
MotoGP | 22 liter | Nee |
In de MotoGP, de hoogste klasse van motorracen, mogen teams maar 22 liter brandstof gebruiken, ook zonder mogelijkheid tot bijtanken. Dit laat zien hoe elke raceklasse zijn eigen uitdagingen heeft als het gaat om brandstofbeheer en strategie.
De verschillen in brandstofregels beïnvloeden de strategieën die teams gebruiken. In de Formule 1 draait alles om brandstofefficiëntie, terwijl NASCAR-teams meer flexibiliteit hebben dankzij bijtanken. Maar één ding is duidelijk: brandstof is een essentieel onderdeel van elke racestrategie, ongeacht de raceklasse.