Tot wel 15 kilometer per uur extra snelheid, met één druk op de knop. Het DRS-systeem in de Formule 1 maakt inhalen makkelijker – maar niet zonder discussie.
Alles dat je moet weten over DRS in Formule 1 draait om snelheid, regels en techniek. Sinds 2011 speelt het Drag Reduction System een centrale rol in wiel-aan-wielgevechten, maar in 2026 verdwijnt het systeem zoals we het nu kennen. Tijd dus voor een volledig overzicht.
DRS staat voor Drag Reduction System, oftewel weerstandreductiesysteem. Het systeem is sinds 2011 toegestaan in de Formule 1 en werd ingevoerd om inhaalacties te bevorderen.
In de praktijk werkt het simpel: op bepaalde rechte stukken van het circuit – de zogenaamde DRS-zones – mag een coureur het systeem activeren als hij binnen één seconde van zijn voorganger rijdt.
Bij activatie opent een horizontaal deel van de achtervleugel. Hierdoor neemt de luchtweerstand af, waardoor de auto een hogere topsnelheid haalt. De snelheidswinst bedraagt gemiddeld 10 tot 15 km/u, afhankelijk van het circuit.
“De coureur opent handmatig een horizontaal deel van de achtervleugel om luchtweerstand te verminderen en zo een hogere topsnelheid te behalen.”
Het systeem is alleen toegestaan in de DRS-zones en alleen als de coureur aan de voorwaarden voldoet. Zo mag het niet gebruikt worden in de eerste twee ronden van een race, na een safety car of virtual safety car.
Buiten die momenten is er geen limiet: zolang aan de voorwaarden is voldaan, mag DRS zo vaak gebruikt worden als nodig.
Waarom DRS soms omstreden is
Hoewel DRS het racen spannender maakt, zijn niet alle fans en coureurs enthousiast. Het systeem wordt vaak bekritiseerd omdat het ‘kunstmatig’ zou zijn. Inhaalacties waarbij een coureur simpelweg met hogere snelheid voorbij raast, missen volgens critici de spanning van echte gevechten.
Toch is het systeem effectief gebleken: sinds de invoering in 2011 is het aantal inhaalacties toegenomen. Op circuits als Monza of Spa kan DRS het verschil maken tussen blijven hangen en doorschuiven naar de volgende positie.
“DRS is bedoeld om inhalen te bevorderen en de kans op wiel-aan-wiel gevechten in de Formule 1 te vergroten.”
Teams proberen daarnaast vaak het maximale uit het systeem te halen. Flexibele achtervleugels die doorbuigen op snelheid – en zo het DRS-effect versterken – zijn daarom onderwerp van strengere FIA-controles in 2025.

In 2025 wordt DRS voor het laatst gebruikt in zijn huidige vorm. Dat jaar gelden nog een aantal technische regels die belangrijk zijn:
- De sleufopeningen van de achtervleugel worden aangepast: ze liggen nu tussen 9,4 en 13 mm, met een maximale opening van 85 mm bij geactiveerde DRS.
- Vleugels moeten volledig open of dicht staan – tussenstanden zijn niet toegestaan.
- Teams worden scherper gecontroleerd op flexibele vleugels, vooral na innovaties van teams als Red Bull en McLaren.
“De FIA heeft de technische richtlijnen rondom flexibele achtervleugels verder aangescherpt. Teams zullen strenger gecontroleerd worden op achtervleugels die bij hoge snelheden doorbuigen.”
Dat alles moet ervoor zorgen dat het systeem eerlijk, veilig en duidelijk blijft werken – zonder grijs gebied.
Wat er in 2026 verandert
Vanaf 2026 wordt het DRS-systeem vervangen door een nieuw concept dat past binnen het nieuwe reglement: actieve aerodynamica.
Het grote verschil? Coureurs hoeven dan niet meer binnen één seconde van hun voorganger te zitten om voordeel te krijgen.
Het nieuwe systeem kent meerdere standen, waaronder ‘X-mode’ en ‘Z-mode’, en is standaard onderdeel van de aerodynamica.
In plaats van het openklappen van de achtervleugel komt er een zogenoemde Manual Override Mode (MOM), waarmee de coureur tijdelijk extra motorvermogen krijgt.
“Voor 2026 wordt DRS vervangen door een nieuw systeem als het gaat om inhalen: MOM, oftewel Manual Override Mode.”
DRS blijft nog wel fysiek aanwezig op de auto’s, maar verdwijnt uit de actieve race-inzet zoals we die nu kennen.