Charles Leclerc klinkt anders de laatste tijd. Minder strijdlustig, meer bezorgd. De Monegask, ooit de belichaming van Ferrari’s hoop, spreekt nu met een toon die meer lijkt op wanhoop dan op verwachting.
Zijn waarschuwing over 2026, een jaar dat voor Ferrari hét moment moet worden om terug te slaan, klinkt als een alarmsignaal. Ferrari’s seizoen is zwaar, maar wat Leclerc zegt maakt het nog zwaarder. Het is niet alleen frustratie over gemiste kansen.
Het is twijfel – twijfel aan of het team dat hij zijn toekomst toevertrouwde, het nog kan waarmaken. Ferrari begon dit seizoen met grote verwachtingen.
De auto moest een doorontwikkeling worden van de wagen die vorig jaar nog meedeed om het constructeurskampioenschap. Maar waar rivalen als Red Bull, McLaren en Mercedes grote stappen zetten, bleef Ferrari hangen.
Leclerc zag het van dichtbij gebeuren. Week na week, race na race, bleef het gat met de top hetzelfde. Geen zichtbare progressie, geen tastbare sprong vooruit.
“We hebben nog altijd hetzelfde tekort als aan het begin van het seizoen,” zei hij na afloop van de zomerstop, zichtbaar gefrustreerd.
De cijfers bevestigen zijn gevoel. Ferrari maakte weliswaar kleine winst in kwalificatietempo ten opzichte van McLaren, maar dat bracht hen alleen terug naar het niveau van begin dit jaar.
Een paar upgrades hebben dus nauwelijks verschil gemaakt. En dat steekt – zeker voor een team dat vorig jaar nog meedeed om zeges.
De vormdip die maar niet stopt
Sinds de zomerstop ziet het er zelfs slechter uit. Red Bull heeft weer terrein gewonnen, Mercedes presteert boven verwachting, en Ferrari valt verder terug.
De resultaten spreken boekdelen: vijf races zonder podium, en Leclerc die in Hongarije zijn laatste echte kans op een overwinning verloor. Daarna ging het bergafwaarts.
Geen enkel moment kwam Ferrari in de buurt van de winnaars. “Ik verwacht niet dat er nog iets speciaals gebeurt dit jaar,” gaf Leclerc toe. Voor een coureur die ooit als toekomstige wereldkampioen werd gezien, is dat een pijnlijke uitspraak.
De kans is reëel dat Ferrari dit seizoen zonder overwinning afsluit – de eerste keer sinds Fred Vasseur het team overnam. Voor Leclerc voelt dat als déjà vu: veel beloftes, weinig daden.
Wat Leclerc echt zorgen baart, is niet dit seizoen – maar wat daarna komt. De nieuwe regels van 2026 moeten alles door elkaar schudden, met volledig nieuwe motoren en aerodynamische concepten.
Theoretisch een kans voor Ferrari om opnieuw te beginnen. Maar Leclerc klonk niet gerust.
“Ik hoop echt dat we 2026 goed beginnen, anders wordt het een paar zware jaren.”
Die ene zin zegt alles. De toon, het woord “hoop” – het verraadt een coureur die niet meer blind vertrouwt op zijn team. Leclerc heeft al vaker meegemaakt dat Ferrari beloften niet waarmaakte.
Hij ziet het patroon terugkomen, en dat maakt hem zichtbaar onrustig. Leclerc’s waarschuwing komt voort uit ervaring. Hij heeft Ferrari’s fouten al vaker doorleefd.
Na het motorenschandaal van 2019 offerde het team de seizoenen 2020 en 2021 op om zich te richten op de nieuwe regels van 2022. Dat leek even te werken: Ferrari won races en Leclerc was titeluitdager.
Maar slecht ontwikkelwerk en strategische blunders zorgden voor een snelle neergang. In 2023 bouwde Ferrari een auto die te agressief was, banden sloopte en onvoorspelbaar reed.
In 2024 probeerden ze dat te corrigeren, maar de oplossing bleek bijna het tegenovergestelde probleem: te behoudend, te laat aangepast. Midden 2025 trok het team de stekker uit verdere ontwikkeling, om zich volledig te richten op 2026.
In theorie een slimme zet. Maar Leclerc vreest dat ze opnieuw dezelfde fouten herhalen met dezelfde tools en denkwijze die hen juist hier hebben gebracht. Als dat zo is, waarschuwt hij, dan loopt Ferrari het risico jarenlang achter de feiten aan te blijven hollen.
Vertrouwen met scheurtjes
Leclerc tekende begin 2024 een contract dat hem tot eind 2029 aan Ferrari bindt. Toen zag de toekomst er nog rooskleurig uit. Niemand, zeker Leclerc niet, dacht dat hij zijn eerste tien jaar bij het team zou afsluiten zonder wereldtitel.
Toch lijkt dat scenario steeds realistischer. Zijn vertrouwen in het project wankelt. Niet openlijk, maar tussen de regels door voel je het. Wanneer hij zegt dat hij “hoopt” dat Ferrari 2026 goed begint, klinkt dat niet als geloof – maar als een smeekbede.
Ondanks alles blijft hij professioneel. Hij levert constant, eindigt meestal als sterkste Ferrari-coureur, en stond vijf jaar op rij in de top vier van de jaarlijkse coureursranglijst.
Alleen dit seizoen ging het af en toe mis: een crash in Baku, een teleurstelling in Silverstone, en een onverklaarbare inzinking in Singapore. Toch is het duidelijk: Leclerc zelf is niet het probleem.
Vergeleken met Lewis Hamilton – die dit jaar Ferrari’s enige sprintzege pakte in China – blijft Leclerc het sterkst in de echte races. Hamiltons aanpassingsproblemen zijn bekend, maar zelfs nu de Brit beter in zijn ritme komt, blijft Leclerc doorgaans sneller.
Zijn kracht ligt in zijn bereidheid om risico’s te nemen. Aan het begin van het jaar probeerde hij extreme afstellingen uit, zelfs ten koste van stabiliteit. In Japan leverde dat zijn eerste goede resultaat op: een vierde plaats.
Daarna volgde Saoedi-Arabië met een knappe derde plek, en Spa – waar hij zelfs werd uitgeroepen tot beste coureur van het weekend. Maar daarna stokte de lijn. Silverstone was een ramp.
Een verkeerde bandenkeuze, een aanrijding met oud-teamgenoot Carlos Sainz, en een frustrerende veertiende plaats. Daarna leek hij zich te herpakken, maar in Baku en Singapore kwam de klad erin. Drie slechte weekenden op zeven klinkt niet rampzalig, maar bij Ferrari voelt elke misstap groter.
Een team zonder richting
Ferrari’s huidige vorm is ronduit zorgwekkend. In de laatste vijf races haalde het team slechts 50 punten – tegenover 98 voor Red Bull, 105 voor Mercedes en 134 voor McLaren. Dat verschil komt niet alleen door snelheid, maar ook door fouten.
De remproblemen in Singapore waren het zoveelste hoofdstuk. Na enkele ronden moesten beide auto’s al rustiger rijden om oververhitting te voorkomen. Volgens Vasseur reed Ferrari “95% van de race” met beperkingen. Toen Hamilton later in de race probeerde te pushen, begaf zijn voorrem het.
“Het is mega frustrerend om te weten dat de auto meer kan dan wat de resultaten laten zien.”
En dat vat de situatie perfect samen. De potentie is er, maar Ferrari lijkt niet meer te weten hoe die te benutten. De communicatie hapert, de risico’s stapelen zich op, en de paniek groeit.
In Singapore gaf Leclerc toe dat hij “iets doms had gedaan” door in Q3 extra voorvleugel toe te voegen na frustratie over onderstuur. Zulke acties tonen wanhoop – van zowel coureur als team.
Ferrari’s neiging om te gokken op extreme set-ups in plaats van op consistente verbetering is symptomatisch. Het wijst op een organisatie die het vertrouwen in haar eigen processen verliest.
Toch blijft er iets op het spel. Ferrari vecht nog om de tweede plek in het constructeurskampioenschap, met Mercedes en Red Bull in de buurt. Elk punt telt, en elk foutje kan duur zijn.