De FIA voerde strengere vleugeltests in met de belofte de verhoudingen in de Formule 1 op te schudden. Maar toen de rook in Barcelona was opgetrokken, bleek de storm niet meer dan een rimpeling.
Teams die hoopten op een ‘magic bullet’ kwamen van een koude kermis thuis. McLaren bleef voorin meedraaien, Red Bull zag geen voordeel, en Lewis Hamilton noemde het hele circus “zonde van het geld”.
De aanpassing betrof strengere eisen aan de flexibiliteit van de voorvleugels: waar eerder een doorbuiging van 15 millimeter bij 1.000 Newton was toegestaan, mocht dat vanaf Spanje nog maar 10 millimeter zijn. Het doel?
Grenzen stellen aan aero-elasticiteit — de slimme manier waarop teams vleugels laten meegeven onder druk om grip te winnen in bochten of weerstand te verminderen op rechte stukken.
Red Bull versus McLaren: wie buigt, die wint
Red Bull was een van de grote voorvechters van deze regelwijziging. De renstal vermoedde dat McLaren te veel winst boekte via flexibele voorvleugels, iets dat zou verklaren waarom Lando Norris plots zo sterk presteerde.
Maar de werkelijkheid was weerbarstig. McLaren had al lang een versie getest die voldeed aan de nieuwe eisen – en volgens Andrea Stella voelde Norris “geen enkel verschil” toen hij ermee reed in Imola.
“Als we Lando niets hadden verteld, had hij niet eens door dat het een andere vleugel was, verklaarde McLaren-teambaas Andrea Stella. De impact op downforce en balans was minimaal.”
Ook bij andere teams bleef de grote verschuiving uit. De volgorde in het veld – de ‘pecking order’ – veranderde nauwelijks. En dat komt niet doordat de tests verkeerd waren uitgevoerd, maar simpelweg doordat de invloed van voorvleugel-flex kleiner is dan gedacht.
Flexibele voorvleugels hebben vooral nut in de huidige ground-effect-generatie om het instabiele middenstuk van een bocht beter onder controle te houden.
Waar een achtervleugel meer top-endsnelheid oplevert bij flex, draait het bij de voorvleugel om balans. En die is vaak circuitspecifiek. Bovendien zorgden updates van teams voor ruis in het beeld.
Sommige teams introduceerden gelijktijdig nieuwe vleugelgeometrieën, wat het vrijwel onmogelijk maakte om het effect van de test alleen te isoleren. In Barcelona werd dus geen definitieve conclusie getrokken — behalve dat de verwachte schokgolf uitbleef.
Frustratie en realisme in de paddock
Lewis Hamilton liet er weinig gras over groeien en noemde de hele operatie achteraf “zonde van het geld”. Maar anderen waren genuanceerder. Mercedes-teambaas Toto Wolff vatte het treffend samen:
“Misschien geloven we soms te veel in een magisch middel in de Formule 1, aldus Wolff. “Maar dat bestaat simpelweg niet.”
Simulaties van meerdere teams hadden al voorspeld dat de winst of het verlies minimaal zou zijn. Toch klonk er uit bepaalde hoeken vooraf flinke retoriek, alsof één test de competitie ineens op zijn kop kon zetten.
Die verwachting bleek niet alleen overdreven, maar vooral misplaatst in een sport waar alles draait om marges.
De conclusie is helder: de nieuwe vleugeltest was geen gamechanger. De FIA handhaafde haar belofte om aero-elasticiteit te beperken, maar het idee dat dit McLaren zou terugwerpen of Red Bull ineens vleugels zou geven, bleek wishful thinking.
De auto’s gingen niet plots radicaal anders presteren. Hooguit merkten sommige coureurs iets meer overstuur in snelle bochten of onderstuur in langzame – afhankelijk van hoe hun auto al was afgesteld.
En dus blijft de strijd in de Formule 1 wat hij altijd al was: een gevecht in duizendsten, niet in sprongen. Geen wondermiddel. Geen klap met de hamer. Alleen de harde realiteit van data, simulaties en het eindeloze zoeken naar die ene tiende.