McLaren lijkt op dit moment onaantastbaar in de Formule 1, maar die dominantie kan van korte duur zijn. Volgens technisch directeur Dan Fallows, voormalig hoofd bij Aston Martin, dreigt het team in 2026 zelfs moeite te krijgen om Q1 te overleven als de huidige regels onveranderd blijven.
Zijn analyse schetst een hard contrast met het huidige succes van het Britse team. McLaren geldt dit seizoen als de maatstaf. Met Oscar Piastri en Lando Norris won het team elf van de eerste veertien races.
Die prestaties zijn het resultaat van een vroege focus op deze reglementscyclus, waarbij McLaren beter dan de rest wist te anticiperen op de vereisten van het grondeffecttijdperk.
Toch waarschuwt Fallows dat dit succes geen garantie biedt voor de toekomst. Als de technische regels nog twee jaar hetzelfde blijven, schuiven de andere teams snel dichterbij. Waar McLaren nu profiteert van een voorsprong, kan die in korte tijd verdwijnen.
Fallows legt uit dat juist teams die hun ontwikkeling laten stagneren, razendsnel worden ingehaald. De geschiedenis in de Formule 1 laat zien dat koplopers die niet blijven innoveren, binnen enkele seizoenen terugvallen naar het middenveld.
Technische stagnatie
Volgens Fallows zitten de teams tegen een plafond aan qua ontwikkeling. Innovaties aan de belangrijkste aerodynamische onderdelen blijven uit.
“We hebben al meer dan een jaar geen echte vernieuwing meer gezien op de vloeren van de auto’s.”
Hij benadrukt dat de huidige focus verschuift naar thermisch management en het optimaliseren van bandenprestaties in de race. Die details kunnen nog winst opleveren, maar zijn volgens hem onvoldoende om het verschil structureel te maken.
Het probleem zit in de aard van de regels. Met stabiele reglementen ontstaat er technische convergentie: alle teams vinden min of meer dezelfde oplossingen.
Daardoor verdwijnt de voorsprong van de koplopers en wordt de grid steeds dichter op elkaar getrokken. Als die trend doorzet, zou McLaren eind 2026 zelfs kunnen stranden in Q1.
Een ander punt dat Fallows naar voren brengt, is het belang van bandenmanagement. Vooral de beheersing van de temperatuur aan de achteras bij het insturen van bochten bepaalt hoe hard een coureur kan rijden zonder de banden te overbelasten.
Wie dit goed onder de knie heeft, kan langer pushen en het tempo vasthouden. Teams die deze kunst minder beheersen, moeten hun coureurs laten inhouden om de banden te sparen. In een veld dat steeds dichter bij elkaar komt, is dat een doorslaggevende handicap.
McLaren heeft dit voorlopig goed voor elkaar, maar volgens Fallows is het een wapen dat snel zijn kracht kan verliezen zodra anderen dezelfde balans weten te vinden.
De sprong naar 2026
Het jaar 2026 belooft een van de grootste regelwijzigingen in de geschiedenis van de Formule 1. Niet alleen de chassisregels gaan op de schop, ook de aerodynamica en de powerunits veranderen volledig.
De sport stapt af van extreem grondeffect en introduceert een plattere vloer en actieve aerodynamica. Het neerwaartse effect neemt af en teams moeten slimmer omgaan met hybride systemen en energiebeheer.
Daarnaast zal de elektrificatie een veel grotere rol spelen. De MGU’s gaan ongeveer vijftig procent van het totale vermogen leveren, wat een enorme impact heeft op de rijstijl en de technische keuzes van de teams.
“Als we doorgaan met deze regels in de Formule 1 voor de komende twee jaar en McLaren’s ontwikkeling stagneert ten opzichte van de rest van het veld, dan zou het team tegen het einde van 2026 moeite hebben om uit Q1 te komen.”
Fallows benadrukt dat dit een kans is om de verhoudingen weer volledig te herschikken. Voor 2025 ligt de nadruk echter op wie de overgang het best weet te managen.
Binnen McLaren klinkt een mix van vertrouwen en voorzichtigheid. Teambaas Andrea Stella wijst erop dat fundamentele ontwerpfilosofieën, zoals aerodynamische efficiëntie en de interactie met de banden, ook in 2026 van waarde blijven.
CEO Zak Brown ziet de regelwijziging als noodzakelijk, maar waarschuwt dat de Formule 1 niet mag veranderen in een eenheidsklasse zoals IndyCar. Volgens hem moet er ruimte blijven voor technische diversiteit en creativiteit.