Red Bull Racing kiest bewust voor een risico. Terwijl bijna elk ander team in de Formule 1 de blik al volledig op 2026 richt, blijft Red Bull nieuwe onderdelen voor de RB21 introduceren.
Het team ziet dat als noodzakelijk, ook al betekent het dat het 2026-project mogelijk vertraging oploopt. Tijdens de Grand Prix van Monza werd een nieuwe vloer geïntroduceerd, en Max Verstappen gaf toe dat die “zeker geholpen heeft”.
Kort daarna, in Singapore, verscheen ook een nieuwe voorvleugel op de auto. De verbeteringen zijn niet de enige reden dat Red Bull weer sterker lijkt, maar ze spelen wel degelijk een rol in het recente herstel van vorm.
Hoofdingenieur Paul Monaghan legde uit dat het team nog net genoeg capaciteit vond “om de upgrade voor Monza ertussen te persen”, zonder het ontwikkelingsprogramma voor 2026 volledig in gevaar te brengen.
Toch is duidelijk dat elke nieuwe aanpassing tijd, geld en aandacht kost. Het team moet dus balanceren: blijven jagen op prestaties in 2025, terwijl het zich tegelijkertijd voorbereidt op de ingrijpend nieuwe reglementen van 2026.
Die combinatie is volgens teambaas Laurent Mekies niet zonder risico — maar wel de juiste keuze.
“Zeker vanuit het oogpunt van Red Bull Racing, los van wat andere teams doen, denk ik dat het de juiste beslissing is. Het is heel belangrijk dat we begrijpen of dit project nog meer potentie heeft.”
Volgens Mekies draait het niet alleen om het directe prestatieniveau van de RB21, maar ook om de kennis die het team opdoet.
“We moeten dit volledig doorgronden, want we beoordelen en bouwen het project voor volgend jaar met dezelfde tools en methodes, ook al zijn de regels dan compleet anders.”
Vertrouwen op de juiste tools
Mekies benadrukte dat de eerste stap is om ervoor te zorgen dat Red Bull’s ontwikkelingsmiddelen — zoals windtunnel, simulator en data-analyse — volledig betrouwbaar zijn.
De enige manier om dat te bewijzen is door die tools te testen aan de hand van de huidige auto, niet door er blind op te vertrouwen bij de overstap naar 2026.
“Het is cruciaal dat we met de auto van dit jaar kunnen aantonen dat onze manier van data-analyse klopt, en dat onze ontwikkelingsmethode werkt. Als we dat prestatieniveau kunnen reproduceren, dan geeft dat vertrouwen voor de winter en voor de auto van volgend jaar.”
Die aanpak kost onvermijdelijk tijd en middelen die anders naar 2026 zouden gaan. Maar volgens Mekies is dat een bewuste strategische keuze binnen het team.
“Natuurlijk heeft dit een prijs, zonder twijfel, voor het project van 2026. Maar we vinden dit voor ons de juiste afweging, ongeacht wat de andere teams doen.”
Niet elk team kiest dezelfde strategie. McLaren en Mercedes hebben hun ontwikkelingsprogramma’s voor 2025 al maanden geleden stilgelegd, juist om zich volledig op de toekomst te concentreren.
McLaren-teambaas Andrea Stella wees erop dat Red Bull’s keuze om langer door te ontwikkelen een van de redenen is dat het gat tussen de teams de laatste tijd kleiner lijkt te worden.
“Ik denk dat er een trend zichtbaar is. Wij zijn al een tijd gestopt met het ontwikkelen van de auto, omdat we ons volledig op 2026 richten. We hebben hooguit nog wat kleine onderdelen meegenomen naar Monza, maar verder focussen we al lang op 2026. Ondertussen blijven sommige concurrenten, zoals Red Bull, upgrades meenemen naar het circuit.”
Voor McLaren is dat logisch. Het team had het constructeurskampioenschap, dat voor teams nog altijd de belangrijkste titel is — ook financieel gezien — ruim onder controle.
Met die voorsprong konden ze zich veroorloven om de focus vroeg te verleggen naar de grote regelwijzigingen van volgend jaar. Bovendien heeft McLaren al een sterke correlatie tussen virtuele simulaties en daadwerkelijke prestaties op de baan.
Waarom Red Bull een andere keuze maakt
Red Bull bevond zich in een compleet andere situatie toen Laurent Mekies het team overnam. Al anderhalf jaar kampte het team met een probleem dat oud-teambaas Christian Horner ooit omschreef als “naar verschillende klokken kijken”.
Daarmee bedoelde hij dat de gegevens uit de windtunnel en simulator niet overeenkwamen met wat er op het circuit gebeurde.
Die inconsistentie maakte het voor Red Bull essentieel om eerst te begrijpen waar de afwijkingen vandaan kwamen, vóórdat het vol de toekomst in zou stappen.
Met de nieuwe generatie auto’s — die nog sterker afhankelijk worden van virtuele simulaties — zou een verkeerde interpretatie van data een enorme fout betekenen.
Daarom gebruikt Red Bull de huidige RB21 als referentie. De auto dient als testplatform om de betrouwbaarheid van de eigen ontwikkelingsinstrumenten te bevestigen. Pas als die basis klopt, kan het team met vertrouwen de 2026-auto ontwerpen.
Dat kost tijd, geld en mankracht, maar het alternatief — een sprong in het duister — zou nog veel riskanter zijn. Zoals Mekies het samenvatte: liever nu iets inleveren, dan straks blind de nieuwe F1-regels in duiken en opnieuw tegen dezelfde fouten aanlopen.