Ferrari heeft een week achter de rug die niemand bij het merk ooit zal vergeten. Binnen 24 uur verdampte vijftien procent van de beurswaarde – de grootste klap sinds de beursgang in 2015. En het ergste?
De oorzaak lag niet op het circuit, maar in de cijfers die de wereld te zien kreeg. Wat begon als een keurig financieel overzicht, eindigde in paniek bij beleggers, woede bij fans en diepe zorgen in Maranello.
Een merk dat decennialang symbool stond voor glorie, snelheid en succes, leek plots wankel. Achter de iconische rode muren van Ferrari broeit een crisis die verder gaat dan geld – het raakt het hart van hun identiteit.
Het begon tijdens de Capital Markets Day, waar Ferrari trots zijn plannen tot 2030 presenteerde. De cijfers zagen er goed uit: een verwachte jaaromzet van 8 miljard dollar, oplopend tot 10,4 miljard tegen het einde van het decennium.
De aangepaste winst moest minimaal 4,2 miljard bedragen. Maar Wall Street zag iets anders. De beursvloer in New York explodeerde in paniek toen duidelijk werd dat beleggers hogere ambities hadden verwacht.
Ferrari’s “voorzichtige” prognoses werden gelezen als een teken dat er iets misging – iets dat het merk niet hardop durfde te zeggen.
Binnen uren kelderde de koers met 15% in New York en zelfs 16% op de Italiaanse beurs. Miljarden aan waarde verdwenen als sneeuw voor de zon. Voor investeerders voelde het alsof een Ferrari op volle snelheid tegen de vangrail was geknald.
Tussen cijfers en schaamte
De schok kwam op een rampzalig moment. Terwijl de hypercarafdeling pronkte met drie opeenvolgende zeges in Le Mans, bungelde het Formule 1-team onderaan in de statistieken. Vijf races zonder podium — voor Ferrari een bijna ondenkbare reeks.
De komst van Lewis Hamilton, de zevenvoudig wereldkampioen, moest het nieuwe tijdperk inluiden. In plaats daarvan bracht zijn eerste seizoen vooral teleurstellingen. De rode auto die eens een symbool van macht was, voelt nu als een rijdende metafoor voor Ferrari’s neergang.
In de nasleep van de beursval trad voorzitter John Elkann naar voren. Zijn stem trilde van emotie toen hij toegaf dat Ferrari’s missie groter is dan geld of aandeelhouders.
“Mijn band met Ferrari is geen zakelijke verplichting, het is een levenslange passie.
Hij richtte zich rechtstreeks tot de tifosi, beloofde dat elke strategische beslissing bedoeld is om Ferrari’s legendarische status te versterken, en erkende tegelijkertijd dat de Formule 1-resultaten “onder de verwachtingen” blijven.
De eerlijkheid viel op, maar het onderstreepte vooral hoe diep het probleem zit. Zelfs de top beseft dat Ferrari ver afgedwaald is van zijn gloriedagen.
CEO Benedetto Vigna ging nog een stap verder. Zijn woorden klonken als een waarschuwing aan zijn eigen team.
“Winnen is geen doel, het is onze plicht tegenover miljoenen fans.”
Hij weet dat die druk ondraaglijk is geworden. Ferrari heeft sinds 2008 geen constructeurskampioenschap meer gewonnen en sinds 2007, met Kimi Räikkönen, geen wereldkampioen voortgebracht.
Voor een team dat ooit de standaard bepaalde, is bijna twintig jaar droogte een vernedering. Beleggers voelen dat ook. Het geduld is op. De beurscrash is niet alleen een financieel signaal – het is een luidruchtig oordeel over falend leiderschap en verloren vertrouwen.
De Hamilton-factor
Ironisch genoeg stond Lewis Hamilton symbool voor hoop. Zijn overstap van Mercedes naar Ferrari moest een nieuw tijdperk inluiden. In plaats daarvan werd hij onderdeel van de crisis.
Zijn eerste seizoen in rood is stroperig verlopen: geen podiums, frustratie over de auto en groeiende twijfel of de samenwerking wel werkt. Waar fans glorie verwachtten, kregen ze excuses.
Binnen het team groeit de onrust. Achter gesloten deuren fluisteren insiders dat Fred Vasseur, de teambaas die ooit als verlosser werd gepresenteerd, niet langer veilig is. Zijn positie wankelt, en de stemming binnen Ferrari is grimmiger dan ooit.
Wat de beurs zo hard raakte, was niet de winstverwachting zelf, maar het gebrek aan visie. Ferrari’s voorzichtige groeiplan wekte de indruk van angst – alsof het merk zijn lef is kwijtgeraakt.
Investeerders hadden vuur verwacht. In plaats daarvan kregen ze voorzichtigheid. Het contrast met concurrenten, die groots inzetten op elektrische innovatie en racetechnologie, deed Ferrari oubollig lijken.
De crash maakte duidelijk: cijfers tellen niet meer als de passie ontbreekt. De beleggers willen resultaten, niet verhalen.
Ferrari staat op een splitsing waar racen en rendement elkaar raken. Zonder successen in de Formule 1 verliest de mythe aan glans, en zonder die mythe verliest het merk zijn waarde.
Het is een vicieuze cirkel: slechte resultaten leiden tot onrust bij investeerders, en die onrust verlamt het team. De situatie is nijpend, want de markt heeft gesproken — en ze gelooft Ferrari niet meer op zijn woord.
De uitdaging is helder: de rode trots moet bewijzen dat ze méér is dan een merk met een mooi logo. Dat het DNA van snelheid, risico en overwinning nog leeft. Zoals John Elkann het zelf zei:
“We zullen dit merk nooit laten verwateren. Ferrari is niet zomaar een bedrijf, het is een gevoel.”
Maar gevoelens zijn niet genoeg om aandelenkoersen te redden. Of om een team te laten winnen. Ferrari’s rampweek was pijnlijk, historisch en noodzakelijk. Want misschien moest het huis eerst wankelen, voordat het opnieuw kon worden opgebouwd.