De Grand Prix van Singapore had het feestmoment van McLaren moeten worden. Een avond vol champagne, glorie en een vroeg veiliggestelde constructeurstitel. In plaats daarvan ontvlamde de paddock in drama.
Eén moment in de eerste ronde zette de toon: Lando Norris duwde teamgenoot Oscar Piastri agressief wijd in bocht één. Wat volgde was geen race meer — het was oorlog binnen het team.
De start was chaotisch, maar McLaren leek controle te hebben. Piastri, gestart vanaf de eerste rij, schoot sterk weg en dook aan de buitenkant van Verstappen richting de eerste bocht.
Op datzelfde moment wierp Norris zijn auto aan de binnenkant, in een alles-of-nietsbeweging. In zijn poging contact met de Red Bull voor hem te vermijden, stuurde Norris plots scherp naar rechts — recht in Piastri’s lijn.
De Australiër werd naar buiten gedwongen, verloor snelheid en zakte meerdere plaatsen terug. Zijn reactie over de boordradio was kort maar dodelijk koel.
“Ja, dat was niet echt teamgericht, maar goed.”
Zijn ingenieur Tom Stallard antwoordde kalm: “We kijken ernaar, ik kom erop terug.” Maar iedereen wist wat dat betekende — het zou in de doofpot verdwijnen.
En zo gebeurde het ook. De FIA besloot: geen verder onderzoek nodig. McLaren bevestigde dat oordeel zonder protest. Voor Piastri voelde dat als verraad. Zijn tweede radiobericht liet niets te raden over.
“Maat, dat is niet eerlijk. Sorry, maar dat is niet eerlijk.”
Vanaf dat moment was het ijskoud in zijn communicatie. Geen frustratie meer, alleen afstand. De rest van de race bleef Piastri achter Norris hangen, gedwongen om geen risico te nemen en de constructeurstitel veilig te stellen.
De boodschap van het team was impliciet maar duidelijk: de punten van de ploeg gingen voor zijn eigen kampioenschap.
Een koude overwinning
Toen McLaren na afloop juichte, champagne spoot en het kampioenschap vierde, viel er één detail op. Oscar Piastri’s gezicht sprak boekdelen. Terwijl Norris omringd werd door lachende monteurs en felicitaties, bleef Piastri op afstand.
Toen teambaas Zak Brown via de radio probeerde te feliciteren —
“Oscar, back-to-back kampioenen, geweldig gedaan!”
werd de verbinding plots afgebroken. Piastri had de radio uitgezet. Geen woord, geen glimlach. Alleen stilte. Later die nacht lekte videobeeld uit de garage. Wat de camera’s toonden, was pijnlijk.
Aan de ene kant van de werkplaats: gejuich, knuffels en champagne bij Norris. Aan de andere kant: een stil hoekje met Piastri’s crew, hoofd omlaag, niemand sprak. Een fluisterende stem, gevangen op de achtergrond van de opname, zei:
“Ja, hij is er klaar mee.”
Of het frustratie of een bekentenis was, doet er eigenlijk niet meer toe. De schade was gedaan. De façade van harmonie was ingestort. McLaren stond plots in de schijnwerpers — niet als kampioen, maar als team in crisis.
Wat McLaren’s aanpak extra wrang maakte, was de timing. Met beide kampioenschappen vrijwel zeker, was er geen enkele noodzaak om de coureurs zo hard te laten vechten in de openingsronde.
Eén simpele teamorder — “houd positie” — had voldoende geweest. Maar de pitmuur zweeg. Die stilte werkte als een stilzwijgende goedkeuring van Norris’ actie.
Voor Piastri was dat de bevestiging van wat hij al vreesde: dat de loyaliteit binnen McLaren niet gelijk verdeeld was. Zak Brown probeerde na afloop de storm te dempen. “Ze racen hard, maar racen eerlijk,” zei hij tegen de pers.
Maar niemand geloofde het. Op sociale media brak een storm los: fans noemden Brown hypocriet, beschuldigden McLaren van partijdigheid en wezen op eerdere momenten waarop Piastri wel moest inbinden “voor het team”.
De perceptie van oneerlijkheid was geen gerucht meer — het was feit.
De breuklijn wordt zichtbaar
Voormalig wereldkampioen Jenson Button probeerde de spanning te relativeren. Volgens hem was het incident “een ongelukkige race-situatie”.
“Hij duwde Oscar niet de muur in. Hij kreeg overstuur en het liep verkeerd af.”
Maar zelfs Button gaf toe: “Als ik Oscar was, zou ik ook kwaad zijn dat mijn eigen teamgenoot me zo afbluft.” Daarmee raakte hij precies de kern.
Het ging niet meer om één manoeuvre, maar om vertrouwen. McLaren had nagelaten om haar coureurs in bescherming te nemen — en nu was het te laat. De nasleep was voelbaar. Piastri sprak na afloop met een strak gezicht:
“Een moeilijke race. Niet het resultaat dat ik wilde, maar goed voor het team.”
Zijn woorden klonken beleefd, maar leeg. Het was het soort zin dat coureurs uitspreken als ze niets meer menen. Achter de schermen gonsden geruchten over een groeiende breuk.
Ferrari en Red Bull zouden al interesse tonen voor het geval Piastri zijn geduld verliest. Het zou geen verrassing zijn. In de Formule 1 blijft niemand trouw aan een team dat je niet steunt.
Terwijl Piastri’s frustratie oploopt, groeit Norris’ zelfvertrouwen. Met het team duidelijk aan zijn zijde heeft hij de macht. En dat machtsevenwicht, of beter gezegd het gebrek daaraan, kan de doorslag geven in de titelstrijd.
Andrea Stella en Zak Brown staan nu voor een onmogelijke opgave: twee kampioenschapsrijpe coureurs in toom houden zonder het team uiteen te laten vallen. Hamilton en Rosberg bij Mercedes. Vettel en Webber bij Red Bull. En nu: Norris en Piastri bij McLaren.
De lijn tussen gezonde rivaliteit en interne oorlog is flinterdun — en in Singapore is die grens overschreden. De Singapore Grand Prix had McLarens kroonmoment moeten worden. In plaats daarvan onthulde het de kwetsbaarheid achter hun succes.
Piastri’s stille verzet, Norris’ nietsontziende drang en het zwijgen van de teamleiding hebben de perfecte storm gecreëerd. Dit was geen incident. Dit was het moment waarop een kampioenschapsteam zichzelf begon te verliezen.