Wat als een Formule 1-auto midden op het rechte stuk ineens zonder stroom komt te staan? Wat als inhalen niet langer draait om lef en snelheid, maar om wie z’n batterij het slimst spaart?
Dat zijn de vragen die door het hoofd van fans en coureurs spoken nu de FIA de radicale 2026-reglementen heeft onthuld. De bond belooft snellere, groenere en spannendere races. De angst groeit dat deze nieuwe regels precies dat ene kunnen breken wat de Formule 1 zo uniek maakt: écht racen.
In 2026 verandert de Formule 1 van binnenuit. Waar decennialang de verbrandingsmotor de baas was, moet die nu zijn troon delen. Het vermogen van de auto’s wordt voor de helft elektrisch.
De balans verschuift van 80/20 naar een 50/50-verdeling tussen verbrandingsmotor en batterij. Dat betekent 250 kW aan elektrisch vermogen — drie keer zoveel als nu — en een strikte limiet van 8,5 megajoule aan energieterugwinning per ronde.
Wie te veel stroom gebruikt, riskeert letterlijk stil te vallen op het rechte stuk. In die situatie verliest de coureur niet alleen vermogen, maar ook elke kans om zich te verdedigen.
Zodra de batterij leeg is, verdwijnt de helft van het vermogen. Van coureur naar prooi in een paar seconden. De FIA noemt het innovatie. Coureurs noemen het overleven. Want in 2026 draait het niet meer om zuinig rijden of banden sparen.
Rijden wordt rekensom
Coureurs moeten het racen opnieuw leren. Elk rondje wordt een evenwichtsoefening tussen snelheid, efficiëntie en batterijbeheer. Teams die nu al bekendstaan om hun “lift and coast”-strategieën — even gas loslaten om brandstof of banden te sparen — zullen dit tot het extreme moeten doorvoeren.
Dat betekent trager uitkomen uit bochten, vreemde versnellingskeuzes, en coureurs die bewust stroom sparen op plekken waar dat nooit eerder gebeurde.
Neem Baku als voorbeeld. De rechte lijn is daar ruim twee kilometer lang, een van de snelste stukken van de kalender. In het huidige tijdperk is dat puur vol gas. In 2026 niet meer.
Wie daar te veel energie heeft gebruikt, komt halverwege het rechte stuk in de problemen. De batterij is leeg, de topsnelheid keldert, en verdedigen wordt onmogelijk. Om dat te voorkomen, moeten coureurs al in de bocht ervoor anders rijden.
Stel je voor: een coureur nadert bocht één in Baku. In plaats van in de tweede versnelling, kiest hij bewust voor de eerste. De motor draait hoger in toeren, de verbrandingsmotor levert meer kinetische energie, en zo wordt de batterij tijdens het remmen sneller opgeladen.
Hetzelfde gebeurt in bocht twee. Nogmaals in eerste versnelling, nogmaals op het uiterste randje. Het is langzamer door de bochten, maar cruciaal voor de batterij.
Tegen de tijd dat hij weer op topsnelheid komt, heeft hij net genoeg energie teruggewonnen om de aanval te overleven. In 2026 kan dit het verschil betekenen tussen positie behouden of compleet worden opgeslokt op het rechte stuk. Eén verkeerde berekening, en het is voorbij.
De grens tussen strategie en chaos
Een vergelijkbaar scenario speelt zich af in Montreal, op Circuit Gilles Villeneuve. Een coureur die uit de haarspeldbocht komt, besluit extra energie te besparen. Hij blijft langer in een lagere versnelling en laadt de batterij zwaarder op. Maar hij overdrijft.
Zijn acceleratie uit de bocht is te traag. De coureur achter hem merkt het onmiddellijk, gebruikt zijn opgeslagen energie en stormt op volle snelheid langs. Binnen enkele seconden is de inhaalactie rond.
En dat is nog niet alles. Omdat hij nu binnen de detectieafstand zit, krijgt hij op de volgende ronde toegang tot een nieuwe functie die DRS vervangt: manual override mode.
Vanaf 2026 verdwijnt DRS. Geen openklappende achtervleugels meer. In plaats daarvan krijgen coureurs een elektrische troefkaart: manual override.
Die modus geeft een extra 0,5 megajoule aan energie per ronde. Dat klinkt klein, maar het verschil in snelheid is enorm. Het kan het verschil maken tussen ernaast komen of blijven hangen in de vuile lucht van de auto voor je.
Het bijzondere aan dit systeem is dat het overal mag worden gebruikt. Niet meer alleen in vaste DRS-zones, maar overal op het circuit — zolang de coureur binnen de detectieafstand van zijn voorganger zit. En precies daar begint het gevaar.
De FIA zal voor elk circuit zelf bepalen wat de detectieafstand wordt. Soms groter, soms kleiner — afhankelijk van hoe makkelijk er normaal gesproken ingehaald kan worden.
Op smalle circuits zoals Singapore of Zandvoort, waar inhalen traditioneel lastig is, kan de FIA een grotere afstand toestaan. Dat betekent dat de achtervolger zijn extra energie eerder mag gebruiken en dus meer kans krijgt om aan te vallen.
Maar op snelle banen zoals Spielberg kan de afstand juist kleiner worden. Minder ruimte om de boost te gebruiken, waardoor inhalen weer moeilijker wordt.
Als de FIA de balans niet precies goed treft, kan het twee kanten opgaan: of inhalen wordt te simpel en voorspelbaar, of het wordt praktisch onmogelijk. Beide scenario’s zijn funest voor het racen.
Hoe snel alles mis kan gaan
Stel je Zandvoort voor onder de nieuwe regels. Smalle bochten, korte rechte stukken. Als de FIA daar de detectieafstand te klein maakt, kunnen coureurs hun manual override niet op tijd activeren.
Het gevolg: auto’s blijven in een treintje rijden, vast in vuile lucht, met geen enkele echte inhaalactie. Maar maakt de FIA het venster te groot, dan wordt elke aanval gegarandeerd succes. De spanning is dan net zo goed verdwenen.
In Spielberg zou het systeem daarentegen kunnen zorgen voor duels vol tegenreacties. De aanvaller gebruikt zijn extra energie op het rechte stuk richting bocht drie. De verdediger spaart zijn boost en slaat terug richting bocht vier.
In theorie kan dat prachtige gevechten opleveren — maar alleen als alles perfect is afgesteld. Eén verkeerde berekening en het hele systeem klapt om.
Formule 1 draait al jaren om management. Banden, brandstof, motorstanden — alles moet worden bewaakt. Maar vanaf 2026 komt daar iets bij dat alles overstemt: energiemanagement.
Fans zouden wel eens kunnen zien hoe coureurs hun positie verliezen niet omdat ze later remden of beter reden, maar omdat hun batterij leegraakte.
En dat is precies wat velen vrezen: dat racen verandert in een rekenwedstrijd. Niet de snelste of dapperste coureur wint, maar degene die het systeem het slimst manipuleert.