Een Formule 1-auto verbruikt tijdens een race tot wel 145 liter brandstof — en dat op één tank. De regels door FIA schrijven voor dat er maximaal 110 kilogram brandstof gebruikt mag worden over zo’n 305 kilometer raceafstand.
Hoeveel brandstof verbruikt een Formule 1-auto tijdens een race? Het antwoord ligt dus tussen de 40 en 50 liter per 100 kilometer, afhankelijk van het circuit.
In dit artikel leggen we precies uit waar die limiet vandaan komt, hoe brandstofgebruik de strategie beïnvloedt en wat er in 2026 allemaal verandert.
Sinds 2019 is de limiet voor brandstofverbruik per race vastgesteld op 110 kilogram. Omdat één liter F1-brandstof ongeveer 0,76 kilogram weegt, komt dat neer op zo’n 145 liter brandstof per race. De volledige tank wordt bij de start gevuld, want bijtanken is al sinds 2010 verboden.
De maximale hoeveelheid brandstof wordt dus niet bepaald door de grootte van de tank, maar door het gewicht. Dat dwingt teams om extreem efficiënt met energie om te gaan — zeker op circuits met veel rechte stukken, waar verbruik doorgaans hoger ligt.
“Formule 1-auto’s mogen per race van zo’n 305 kilometer maximaal 110 kilogram verbruiken.”
De reden voor deze beperking is simpel: brandstofbesparing draagt bij aan duurzaamheid én dwingt tot slimme technologische oplossingen. Iedere extra kilo telt namelijk in F1 — letterlijk.
Omgerekend: verbruik per 100 kilometer
Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar F1-auto’s verbruiken vaak minder brandstof dan je zou verwachten. Met 110 kilogram per 305 kilometer kom je op gemiddeld 40 tot 50 liter per 100 kilometer.
Dat lijkt veel vergeleken met een gewone personenauto, maar bedenk: een Formule 1-auto rijdt constant op of net onder de limiet.
Ook het type circuit speelt mee. Op een langzame baan als Monaco ligt het verbruik lager, terwijl op hoge-snelheidsbanen zoals Spa of Monza meer wordt verbruikt. Daarnaast heeft ook de rijstijl van de coureur invloed op het verbruik — net als bij een gewone auto.
De stroombeperking naar de motor is ook gereguleerd: teams mogen niet meer dan 100 kilogram brandstof per uur gebruiken. Dat zet druk op de balans tussen snelheid, strategie en efficiëntie.
Tot en met 2025 rijden F1-auto’s op een mix van fossiele en synthetische brandstoffen. Dat verandert vanaf 2026, wanneer de sport overstapt op 100% duurzame e-fuels. Die worden gemaakt uit afgevangen CO₂, waterstof uit duurzame bronnen, of biobrandstoffen van tweede en derde generatie.
“De teams moeten synthetische klimaatneutrale brandstof gaan gebruiken.”
Dat betekent: dezelfde prestaties, maar een veel kleinere ecologische voetafdruk. Het doel is om tegen 2030 volledig CO₂-neutraal te racen — en brandstof speelt daar een sleutelrol in.
Bovendien sluit deze ontwikkeling aan bij bredere mobiliteitstrends: de technologie die nu in F1 wordt getest, kan in de toekomst ook relevant zijn voor commerciële voertuigen of luchtvaart.
Kosten van F1-brandstof: van duur naar extreem duur
In 2025 kost een liter F1-brandstof tussen de 22 en 33 dollar. In 2026, met de introductie van synthetische brandstoffen, kan die prijs stijgen tot 170 tot 225 dollar per liter — met uitschieters naar 300 dollar per liter, afhankelijk van de productiemethode en schaarste.
“Terwijl een liter brandstof in 2025 tussen de 22 en 33 dollar kost, wordt die in 2026 geschat op tussen de 170 en 225 dollar.”
Dat is niet alleen een uitdaging voor de sport, maar ook voor de fabrikanten die deze brandstoffen ontwikkelen. De hoop is dat grootschalige productie de kosten uiteindelijk zal verlagen — net zoals dat eerder gebeurde met hybride technologie.
In de jaren ’80 en ’90 mochten teams nog bijtanken. Auto’s hadden toen tanks van meer dan 200 liter en pitstops draaiden om razendsnel bijvullen. Maar met de introductie van strengere veiligheidsregels én de focus op duurzaamheid is die tijd voorbij.
Sinds 2010 moeten coureurs de hele race rijden op één tank, met als resultaat dat brandstofmanagement een cruciaal onderdeel is van de strategie. Tegenwoordig hebben de meeste auto’s een tank van 110 tot 120 liter, precies afgestemd op de raceafstand en de 110 kilo-regel.
In de toekomst wordt het nog gecompliceerder: vanaf 2026 mogen teams niet meer afgaan op liters of kilo’s, maar op de hoeveelheid energie die in de brandstof zit (maximaal 3000 megajoules per uur). De nadruk komt dan te liggen op energie-inhoud in plaats van volume.
