De Formule 1 draait om snelheid, innovatie – en geld. Heel veel geld. Maar sinds 2021 probeert de sport dat laatste juist te beteugelen. Met de komst van de zogeheten cost cap, een streng budgetplafond, wil de FIA voorkomen dat rijke teams eeuwig domineren en kleinere teams verdwijnen.
Toch blijft het onderwerp explosief. Elk seizoen balanceert minstens één team op de grens van wat mag. En één misstap kan letterlijk miljoenen kosten – of zelfs een diskwalificatie uit het kampioenschap.
Tot enkele jaren geleden was Formule 1 een strijd tussen de grootmachten. Teams als Mercedes, Ferrari en Red Bull gaven honderden miljoenen uit, terwijl kleinere teams soms nauwelijks hun rekeningen konden betalen.
Dat verschil vertaalde zich direct naar de baan: wie het meeste geld had, stond vooraan. De FIA besloot in te grijpen. Het doel was tweeledig: de sport eerlijker maken én de financiële gezondheid van teams beschermen.
Sinds de invoering van de cost cap is het aantal financieel stabiele teams flink toegenomen. Waar teams vroeger moesten vechten om te overleven, maken veel teams nu voor het eerst winst.
De waarde van teams is sindsdien geëxplodeerd. McLaren, bijvoorbeeld, werd in september 2025 nog gewaardeerd op maar liefst 4,1 miljard dollar – een record in de geschiedenis van het team.
Wat de F1 cost cap precies is
De cost cap bepaalt het maximale bedrag dat een team per seizoen mag uitgeven aan alles wat met de auto te maken heeft – van onderdelen tot personeel.
De regel ging in 2021 officieel van kracht. Oorspronkelijk lag de limiet op 175 miljoen dollar, maar door de pandemie en de financiële klap voor teams werd dat bedrag verlaagd naar 145 miljoen. Daarna daalde het plafond verder:
- 2022: $140 miljoen
- 2023 t/m 2025: $135 miljoen
Voor elk extra raceweekend boven de basis van 21 Grands Prix geldt een toeslag van $1,8 miljoen per race. Met het huidige 24-raceseizoen mogen teams dus $5,4 miljoen extra uitgeven.
Daarnaast wordt het basisbedrag jaarlijks aangepast aan inflatie. In principe alles wat direct invloed heeft op de prestaties van de auto. Dat betekent onder meer:
- Alle onderdelen, van stuur tot wielmoer
- Personeelskosten van het technische team
- Gereedschap, reserveonderdelen en transport
- Ontwikkeling en productie van nieuwe onderdelen
Het zwaartepunt ligt bij ontwikkelingskosten. Teams moeten voortdurend afwegen waar ze geld in steken: meer updates voor aerodynamica of extra testonderdelen voor het volgende seizoen.
Elke beslissing telt, want een overschrijding – zelfs een kleine – kan grote gevolgen hebben. Niet alles telt mee. De FIA houdt een reeks uitgaven buiten het plafond, waaronder:
- Salarissen van coureurs
- De drie best betaalde personeelsleden (vaak de teambaas, technisch directeur en hoofdontwerper)
- Reiskosten, marketing en PR
- Gebouwen, juridische kosten en licenties
- Activiteiten buiten de Formule 1, zoals straatauto’s
- Bonussen, ziekte- en ouderschapsverlof
- Medische voordelen voor personeel
Vanaf 2026 wordt het systeem verder aangescherpt. De cost cap stijgt naar $215 miljoen, maar daar vallen wél veel meer categorieën onder die nu nog zijn uitgesloten.
Een opvallend detail: Sauber, dat opereert vanuit Zwitserland, krijgt een speciale correctie vanwege de hogere lokale kosten en lonen vergeleken met teams in het Verenigd Koninkrijk en Italië.
En de motoren dan?
Sinds 2023 geldt er ook een apart kostenplafond voor powerunits. Deze regel is bedoeld om de kosten van motorontwikkeling te beperken, vooral met het oog op de nieuwe motorformule van 2026.
Alle grote fabrikanten – Mercedes, Ferrari, Honda, Renault en Audi – voldeden in 2024 aan deze limiet. Eerder maakten Renault en Honda in 2023 nog kleine administratieve fouten, maar die werden via een schikking afgehandeld.
De FIA onderscheidt drie soorten overtredingen:
- Procedurele fouten – zoals te laat inleveren van papierwerk.
- Minor overspend – een kleine overschrijding van minder dan 5%.
- Material overspend – een overschrijding van meer dan 5%, met zware gevolgen.
Bij kleine overtredingen kan de FIA boetes opleggen, punten aftrekken of windtunneluren beperken. Maar bij een overschrijding boven 5% kan de straf extreem zijn: uitsluiting uit het wereldkampioenschap.
De beoordeling gebeurt door de Cost Cap Administration (CCA), een speciale afdeling binnen de FIA die de financiële rapportages van elk team controleert.
Als er een vermoeden van overtreding is, kan de CCA een zaak doorsturen naar de Cost Cap Adjudication Panel, een commissie van twaalf onafhankelijke rechters.
“Het is een enorm complex proces. Teams zoeken elke dollar grens op, dus onze controles moeten extreem nauwkeurig zijn.”
Bekende overtredingen in de Formule 1
Tot nu toe is er maar één team geweest dat daadwerkelijk de cost cap overschreed: Red Bull in 2021. Het team van Max Verstappen spendeerde ongeveer 5% te veel en kreeg daarvoor een boete van $7 miljoen en 10% minder windtunnel- en CFD-tijd.
Meer recent kwam Aston Martin in het nieuws vanwege een procedurele fout in 2024: de administratie was te laat ingeleverd. Er was geen sprake van overschrijding, waardoor de straf beperkt bleef tot een kleine administratieve sanctie.
Op motorgebied waren Honda en Renault in 2023 de eerste fabrikanten die onder de nieuwe powerunit-cap een “procedural breach” begingen. Ook zij kwamen weg met een lichte waarschuwing.
De invoering van de cost cap heeft de sport ingrijpend hervormd. Teams met kleinere budgetten – zoals Williams, Haas en Alpine – hebben voor het eerst sinds jaren een realistische kans om structureel mee te doen in het middenveld.
Tegelijkertijd hebben grote teams moeten leren omgaan met beperkingen. De tijd van onbeperkt testen, eindeloze updates en dure experimenten is voorbij.
Het effect is duidelijk zichtbaar: de verschillen tussen teams zijn kleiner, de competitie intenser, en de waarde van de Formule 1 als merk is alleen maar gestegen.
De ironie? Terwijl de regels bedoeld waren om uitgaven te beperken, zijn de teams nu waardevoller dan ooit.